Geschiedenis

Services

In de jaren ’40 was Berkenbos nog een paters- en broedersdorp. Daardoorhad de geestelijke overheid zijn zeggenschap in alle gebeuren van de parochie,zelfs boven de mijnzetel. Uit de beschikbare documenten van toen duiken telkens vijf namen op: Jef van Pieter Claes, Jef Vanherck, Warke Royers en de gebroeders Jef en Berke Leenders.

De naam was ook snel gekozen. Heidegalm, “de galm der vreugdeklanken opstijgend uit een volk midden de heide”.

Nu het goedgekeurd was werd er een informatieve vergadering georganiseerd en gingen ze van start. De kapelaan van Berkenbos, Pater Jesuald, was leider van het zangkoor en ging als eerste muziekleraar aan de slag bij de Heidegalm.

Nu de vereniging er was kwam er een ander probleem, de instrumenten. Instrumenten kosten redelijk wat geld, waardoor de meeste geen instrument konden veroorloven. Maar enkele bestuursleden waren ervan op de hoogte dat er in Helchteren nog heel wat instrumenten te vinden waren, achtergelaten door de vluchtende Duitsers. Deze werden door de Heidegalm in beslag genomen. Of ze echt van het Duiste leger afkomstig waren is niet te zeggen, maar ze werden wel opgehaald bij mensen in Helchteren die ze aan de kant hadden gelegd. Deze verzameling volstond niet, daardoor moesten er nog een deel worden aangekocht. Hier voor moesten ze zelfs naar Deinze trekken, waarbij ze bij de aankoop grote schulden maakten. Maar vanaf nu kon er dus geblazen worden.

Jammer genoeg is er van de eerste jaren veel onder het stof verdwenen. Toch is er één gebeurtenis geweest die zoveel indruk gemaakt heeft waardoor het stof er geen vat op had. Namelijk het Negerfeest, georganiseerd in september 1946.

Het was een ongewoon initiatief, dat door zijn originaliteit talloze bezoekers aantrok van over heel Limburg en omstreken. Het werd een groot succes, waardoor de schulden van de aankoop van instrumenten onmiddellijk waren weggewerkt. In de tuin van wijlen Jef Claes in de Halstraat werd een compleet negerdorp nagebouwd. Aan elke deur van elke uit stro nagebouwde negerhut werd een met schoenblink of houtskool zwartgeverfde Heidegalm-muzikant geposteerd. En wie zo’n hut wou binnenlopen, moest zijn geldbeugel aanspreken. Lang voordat er van Disneyland, Walibi of de Efteling sprake was, hadden ze dus in Berkenbos al het eerste pretpark uitgevonden.

Over het muzikale leven van de jonge jaren is veel minder geweten. Vast staat dat de inspanningen verbluffend moeten geweest zijn: reeds na enkele weken repeteren werd een eerste wandelconcert gegeven, op 1 augustus 1945 van de tuinwijken naar de Koolmijnlaan en terug.

Eind 1946 werd er een uitstap ingericht buiten de parochie, te voet naar Zolder marcheren om er deel te nemen aan het muziekfestival. En zo gingen de succesjaren verder. In 1947 werd er voor de eerste maal een uitstap georganiseerd naar Oostende, toen nog met de autobus. In 1959 gebeurde dit voor de eerste keer met de trein, en toen gingen er niet minder dan 900 sympathisanten en ereleden mee. De zondagsmis werd daarom zelfs om 4u.30 gehouden. De uitstap was het hoogtepunt voor vele mijnwerkers die er hun mijnwerkerscoupons voor konden gebruiken.

Ook het eerste vaandel dateert van 1947, waarvan Warke Royers peter was. In de beginjaren waren de Heidegalm en Warke partners in cultuur. Telkens er iets te doen was, was Warke de peter. De vlag was een paarse, afgeboord met de Belgische kleuren en een harp. Ook de schilden van het graafschap “Loon” kregen een plaats op het vaandel.

Een uniform mocht niet ontbreken. Zo begon het met een witte pet, enkele maanden later gevolgd door een witte broek. Nog wat later kwam een zwart kort jasje, ook wel battle dress genoemd, en op het witte hemd stak een zwarte vlinderdas.

Voor het overige is er van die periode weinig terug te vinden, al zijn er wel enkele leuke anekdoten. Zo was vroeger het jaarlijks feest van de maatschappij een heus volksfeest. De regel was dat de muzikanten gratis binnen mochten. Om dat te controleren moesten ze hun kepie opzetten, wat alleen de muzikanten hadden.

Een ander avontuurlijk verhaal komt uit 1958 waarbij er ook optochten met de fiets werden gehouden. In het verslag van november werd het volgende terug gevonden: “Er zal per fiets samengekomen worden aan het patronaat. Voor de mis zullen we een kleine ronde maken door de straten van Berkenbos. Aan pater Albinus zal gevraagd worden na de mis per fiets naar de Lindeman te gaan om alzo deel te nemen aan de plechtigheden” Niet altijd evident als je een groot instrument moet meezeulen.

De relatie met de mijnzetel was nooit ver weg, want in de jaren vijftig trad de Heidegalm op in Neerpelt op het festival van Arbeiders en Bedienden als fanfare van de kolenmijn Helchteren-Zolder en in 1957 mocht de fanfare de viering van 50 jaar kolenmijn opluisteren in Zolder.

Een groots initiatief uit die tijd was het jaarlijks muziekfestival dat aan het Wijerke werd gehouden, een stukje groen in het midden van Berkenbos, waar later de lokalen van het Rode Kruis werden gebouwd. In de tachtiger jaren werd door het dagcentrum ’Het Wijerke’ de draad weer opgepikt. Later verhuisden die Wijerkesfeesten naar het nieuwe complex achter het Domherenhuis. Het feit dat De Heidegalm daar nu nog steeds jaarlijks en onafgebroken het aperitiefconcert verzorgt, kan als een daadwerkelijke band met het verleden worden beschouwd.

De eerste Dirigent was Jef Vanherck, een muzikaal talent, afkomstig uit Engsbergen. Jarenlang was hij de feitelijke leider van de vereniging. Dirigent bleef hij tot in 1960. Een nieuwe periode kondigde zich aan, met de oprichting van het trommelkorps, en met een nieuwe dirigent. Albert Lust volgde Jef op, die werd aangesteld tot voorzitter en kon zo zijn zorg voor de vereniging blijven verderzetten.

Het trommelkorps was het antwoord van die tijd op een aangevoelde nood aan verjonging van de vereniging, en tegelijk om de spektakelwaarde van de uitstappen te vergroten.

De jaren zestig waren ook in Berkenbos ‘golden sixties’. Niet enkel het nieuwe trommelkorps was daar een uiting van, maar ook het aanschaffen van een nieuwe vlag, waarvan Warke Royers weer peter was. In 1963 werd “Ons Huis” feestelijk opengesteld, samen met de Heidegalm. In 1966 werden nieuwe uniformen aangeschaft. Zij werden voor het eerst gedragen tijdens de Heidegalmfeesten in een feesttent aan “Ons Huis”. Het werd een bordeaux jas op grijze broek, en op de pet van de trommelaars stond zelfs een dikke witte pluim

In de jaren zestig kende de jaarlijkse uitstap naar zee zijn volle succes. Het was een gebeurtenis die tot ver buiten Berkenbos bekend was, en waaraan telkens ruim duizend mensen deelnamen. Tot diep in de zeventiger jaren werd de uitstap georganiseerd. Voor de mijnwerkers van de streek was het een van de weinige vakantie-uitstappen, want de mobiliteit was toen nog lang niet zo groot als nu, en het massatoerisme bestond nog niet. Heel Berkenbos stond in rep en roer, zelfs het uur van de vroegmis werd vervroegd. De trein was zelfs zo uitzonderlijk lang dat hij de lengte van het perron overschreed. De bakken bier die in de trein werden geladen waren ontelbaar. De zwarte handel in mijnwerkerscoupons was legendarisch. Iedereen werkte plots in de mijn. En de treinconducteurs werden goed voorzien van sigaren, zodat ze tijdens de controles een oogje dichtknepen. Iedereen zat die dag in Blankenberge.

In 1973 nam Julien Celis het dirigeerstokje over van Albert Luts, en hij bleef de Heidegalm bezielen tot het einde van de jaren zeventig. De Heidegalm betrok een nieuw lokaal, in de kelderruimte van het Ontmoetingscentrum. De repetitieruimte was altijd een probleem geweest. De eerste repetities gingen door in de parochiezaal, daarna in de Select ( oude bibliotheek van Berkenbos). Vervolgens ging het naar een Chirolokaal op de speeltuin, en zelfs in de sporthal van Berkenbos werd een tijdlang gerepeteerd.

Vanaf 1978 beproefde Felex Ceunen er zijn geluk als dirigent. Het was het begin van een periode met professioneel geschoolde muzikanten Als dirigent is Felix ook de uitvinder van het jaarlijks Winterconcert, nog steeds het muzikale hoogtepunt van de vereniging.

Toch waren er ook mindere momenten. Het vlotte niet meer tussen het trommelkorps en de fanfare, beide groepen groeiden vanuit verschillenden doelstelling nuit elkaar, en een scheuring bleek niet meer te vermijden. Beide groepen overleefden echter deze schok, en gingen ieder hun eigen weg.

Na een voorlopige huisvesting in de refter van de toenmalige jongensschool, kon de fanfare in het begin van de jaren tachtig het lokaal van de manège in de Schansstraat verwerven. Het was de start van een uitbundige periode met véél getimmer en gemetsel, werkzaamheden allerhande, om het lokaal een vernieuwde glans te geven. De vrijdagavonden van die eerste jaren waren onvergetelijk, en de dromen over hoe het allemaal moest aangepakt worden, werden overgoten met menige grap en een stevige pint.

In het lokaal waren achtereenvolgens Felix Ceunen, Hubert Kerkhofs (1984-1989), Lieven Henckens, Armand Steyfkens en momenteel Kristof Aerts dirigent. Tegelijkertijd werd de verjonging van de groep werkelijkheid. Toenemend succes van de muziekacademie zorgde echter bij vele jongeren voor een grote belangstelling voor het houtinstrument. Na jaren aarzeling werd op het einde van de jaren tachtig resoluut besloten om het hoofdstuk fanfare af te sluiten. Voortaan waren ook de jonge houtblazertjes welkom, en werd een klarinettist, Lieven Henckens, aangetrokken als dirigent om het geheel in goede banen te leiden. De fanfare werd een harmonie.

In 1995 werd het 50 jarig bestaan gevierd met de titel: “Koninklijke”. Sindsdien gaat de vereniging door als de Koninklijke Harmonie de Heidegalm. Onder Armand Steyfkens is de harmonie uitgegroeid tot een succesharmonie, iedereen in de omstreken had al van ons gehoord. Er werden knallende concerten gegeven en er waren verbroederingen met Saint-Hubert, Hesdin en Brilon. Ondertussen staat Kristof Aerts aan de leiding van de muzikale groep. Samen blijven we verder werken aan de vereniging.

Het verhaal van de harmonie gaat verder. Tot nog toe werd het geschreven door talloze mensen uit Berkenbos. Het doorlopen van de ledenlijsten van al die jaren maakt duidelijk dat het spelen bij de vereniging een belangrijke vrijetijdsbesteding was voor de plaatselijke bevolking. Het was de “place to be”, waar vriendschappen gesmeed werden en grootse plannen gesmeed. Wij, leden van vandaag, kunnen ons nog moeilijk voorstellen hoe de Heidegalm er in het verre verleden uitzag. Ongetwijfeld is de vereniging als een kameleon ook dikwijls van uitzicht veranderd, werden andere wegen ingeslagen, en nieuwe keuzes bepaald. Maar ergens voel je dat er een geest, een atmosfeer is die altijd onveranderd blijft.